L. overwegende dat in artikel 6, lid 2, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten wordt bepaald dat de doodstraf enkel voltrokken mag worden naa
r aanleiding van de "ernstigste misdrijven"; overwegende dat het VN-Comité voor de mensenrechten en de speciale VN-rapporteurs voor buitengerechtelijke, standrechtelijke en willekeurige executies en voor foltering hebben bepaald dat de doodstraf niet mag worden opgelegd wegen
s drugsgerelateerde delicten; overwegende dat de verplichte oplegging van de doodstraf
...[+++] en het gebruik ervan wegens drugsgerelateerde delicten in strijd zijn met het internationaal recht en de internationale normen;
L. in der Erwägung, dass in Artikel 6 Absatz 2 des Internationalen Pakts über bürgerliche und politische Rechte festgelegt ist, dass ein Todesurteil nur für „schwerste Verbrechen“ verhängt werden darf; in der Erwägung, dass der Ausschuss der Vereinten Nationen für Menschenrechte und die VN-Sonderberichterstatter über außergerichtliche, summarische oder willkürliche Hinrichtungen und über Folter erklärt haben, die Todesstrafe sollte nicht für Drogendelikte verhängt werden; in der Erwägung, dass die obligatorische Verhängung der Todesstrafe und ihre Anwendung bei Drogendelikten gegen das Völkerrecht und internationale Normen verstoßen;