Aan het Hof wordt gevraagd of artikel 365, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre die bepaling, voor de berekening van de geldelijke anciënniteit van
de magistraten, de ervaring aan de balie of tijdens de uitoefening van het ambt van notaris in aanmerking neemt, en niet de ervaring verworven als vakbondsafgevaardigde die krachtens artikel 728, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek de werknemers voor de arbeidsgerechten vertegenwoordigt, terwijl de op grond van artikel 728, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek verworven ervaring vergelijkbaar zou zijn met of zelfs waardevoller dan d
...[+++]e ervaring verworven aan de balie of tijdens de uitoefening van het ambt van notaris, meer bepaald voor de berekening van de geldelijke anciënniteit van een aan de arbeidsgerechten toegewezen magistraat.Der Hof wird gefragt, ob Artikel 365 § 2 des Gerichtsgesetzbuches vereinbar sei mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, insofern diese Bestimmung bei der Berechnung des finanziellen Dienstalters der Magistrate die bei der Rechtsanwaltschaft oder im
Notariat erworbene Erfahrung in Wert setze, ohne jedoch die als Gewerkschaftsvertreter zur Vertretung der Arbeitnehmer vor den Arbeitsgerichten aufgrund von Artikel 728 § 3 des Gerichtsgesetzbuches erworbene Erfahrung in Wert zu setzen, während die auf der Grundlage von Artikel 728 § 3 des Gerichtsgesetzbuches erworbene Erfahrung ähnlich oder gar bereichernder sei als diejenige, die bei der
...[+++] Rechtsanwaltschaft oder im Notariat erworben worden sei, insbesondere hinsichtlich der Berechnung des statutarischen Dienstalters eines den Arbeitsgerichten zugewiesenen Magistrats.