20. betreurt dat de criteria voor het lidmaatschap van de UNHRC, zoals die zijn vastgelegd in Resolutie 60/251 van de Algemene Vergadering, weliswaar volledige samenwerking met de UNHRC impliceren, maar dat de gangbare praktijk van vrijwillige toezeggingen tot dusver zeer uiteenlopende en ontoereikende resultaten heeft opgeleverd; herhaalt dan ook dat voor alle leden als minimumnorm voor lidmaatschap dient te gelden dat zij effectief permanente uitnodigingen voor de instelling van special
e procedures moeten hebben uitstaan, en daarnaast moeten kunnen aantonen dat zij zich consistent voor de m
ensenrechten hebben ...[+++]ingezet; onderstreept dat bij verkiezingen een volstrekt gelijk speelveld als norm moet gelden; pleit ervoor dat regionale groeperingen niet meer de mogelijkheid mogen hebben om een vooraf vastgestelde kandidatenlijst voor het UNHRC-lidmaatschap in te dienen; 20. bedauert, dass, obzwar die Mitgliedschaftskriterien des UNHRC gemäß der Resolution A/RES/60/251 der Generalversammlung zwar eine uneingeschränkte Zusammenarbeit mit dem Gremium vorsehen, die gegenwärtige Praxis freiwilliger Zusagen nur ausgesprochen ungleiche und unangemessene Ergebnisse gezeitigt hat; bekräftigt deshalb erneut, dass als Mindestbedingung für eine Mitgliedschaft alle Mitglieder wirksame ständige Einladungen
zu Sonderverfahren haben sollten, zuzüglich zu soliden Belegen für ihren Einsatz für die Menschenrechte; betont, dass im Wahlverfahren ein tatsächlicher Wettbewerb herrschen muss; fordert dass regionale Gruppen
...[+++]nicht die Möglichkeit haben sollten, eine vorab festgelegte Kandidatenliste für die UNHRC-Mitgliedschaft vorzulegen;