1. stelt vast dat de EU-begroting, die bescheiden is en nog in omvang afneemt, nooit een belangrijke drijvende kracht voor de groei van de Europese Unie kan vertegenwoordigen, en herhaalt dat de doelmatigheid van de begroting in essentie afhankelijk is van hervormingen en aanvullende uitgaven van de lidstaten;
1. stellt fest, dass der Haushalt der EU angesichts seines geringen Volumens und der Tatsache, dass er weiter gekürzt wird, niemals eine wesentliche Triebkraft des Wachstums in der Union sein kann, und bekräftigt seine Ansicht, dass die Wirksamkeit des Haushaltsplans der EU wesentlich von Reformen und zusätzlichen Ausgaben der Mitgliedstaaten abhängt;