De uitspraak van het Internationaal Hof van Justitie in de zaak die Bosnië-Herzegovina eind februari aanspande tegen Servië en Montenegro inzake de toepassing van het Verdrag inzake genocide bracht de tegenstellingen aan het licht die in enige mate lijken te zijn getemperd na de zitting van de Raad van ministers op 9 februari.
Durch das Urteil des Internationalen Gerichtshofes in der Sache Bosnien-Herzegowina gegen Serbien und Montenegro Ende Februar, die sich mit der Anwendung des Übereinkommens über den Völkermord befasste, sind die Gegensätze wieder aufgebrochen, die anscheinend durch die Bildung des Ministerrats am 9. Februar teilweise abgeschwächt worden waren.
