Het verwijzende rechtscollege wenst van het Hof te vernemen of de voormelde bepalingen van de bestuurstaalwet de artikelen 24 en 30 van de Grondwet schenden in zoverre die bepalingen, cumulatief van toepassing zijnde met de wetgeving op het gebruik der talen voor het onderwijs, het gebruik en de kennis van de bestuurstaal van het taalgebied opleggen aan het onderwijzend personeel van de Franstalige gemeentelijke basisscholen in de randgemeenten, dat enkel lessen in de onderwijstaal van de inrichting verstrekt en daartoe het bewijs van de kennis van de onderwijstaal heeft geleverd.
Das vorlegende Rechtsprechungsorgan wünscht vom Hof zu erfahren, ob die vorerwähnten Bestimmungen des Verwaltungssprachengesetzes gegen die Artikeln 24 und 30 der Verfassung verstiessen, insofern diese Bestimmungen, die kumulativ mit der Gesetzgebung über den Sprachengebrauch im Unterrichtswesen anwendbar seien, dem Lehrpersonal der französischsprachigen kommunalen Grundschulen der Randgemeinden, das nur Unterricht in der Unterrichtssprache der Einrichtung erteile und dazu den Nachweis der Kenntnis der Unterrichtssprache erbracht habe, den Gebrauch und die Kenntnis der Verwaltungssprache des Sprachgebietes auferlegten.