1. Niettegenstaande artikel 2, leden 1 en 2, kunnen de lidstaten bepalen
dat een verschil in behandeling dat op een kenmerk in verband met een van de in artikel 1 genoe
mde gronden berust, geen discriminatie vormt, indien een dergelijk kenmerk, vanwege de aa
rd van de betrokken specifieke beroepsactiviteiten of de context waarin deze worden uitgevoerd, een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste vormt, mits het doel legitiem en het v
...[+++]ereiste evenredig aan dat doel is.
(1) Ungeachtet des Artikels 2 Absätze 1 und 2 können die Mitgliedstaaten vorsehen, dass eine Ungleichbehandlung wegen eines Merkmals, das im Zusammenhang mit einem der in Artikel 1 genannten Diskriminierungsgründe steht, keine Diskriminierung darstellt, wenn das betreffende Merkmal aufgrund der Art einer bestimmten beruflichen Tätigkeit oder der Bedingungen ihrer Ausübung eine wesentliche und entscheidende berufliche Anforderung darstellt, sofern es sich um einen rechtmäßigen Zweck und eine angemessene Anforderung handelt.