Op dezelfde manier zijn deze recent gevormde, diepe bodems die voornamelijk van alluviale oorsprong zijn en die geen waterretentie hebben, bepalend voor het zeer goede uitwisselingsvermogen, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de plant de stoffen fosfor, ijzer en kalium en de andere minerale zouten, die verantwoordelijk zijn voor de in punt 5.2 beschreven kenmerken, het beste absorbeert.
Zugleich sorgen die „frischen“ und tiefen Böden (vorwiegend Schwemmlandböden) ohne Staunässe mit ihrer hervorragenden Ionenaustauschkapazität dafür, dass die Pflanze die Mineralstoffe Phosphor, Eisen und Kalium sowie die anderen für die unter Punkt 5.2 beschriebenen Eigenschaften verantwortlichen Mineralsalze vollständig adsorbieren kann.