« Geeft de toepassing van de wet van 10 juni 1998 [tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring] en meer bepaald van artikel 11 ervan, aanleiding tot een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat zij tot gevolg heeft dat artikel 2262 van het Burgerlijk Wetboek en de verjaringstermijn van dertig jaar waarin die bepaling voorziet, van toepassing blijven op de burgerlijke rechtsvordering volgend uit een misdrijf die, hoewel ze verjaard is, niet het voorwerp is geweest van een in kracht van gewijsde gegane beslissing, terwijl :
« Gibt die Anwendung des Gesetzes vom 10. Juni 1998 [zur Abänderung einiger die Verjährung betreffender Bestimmungen], insbesondere des Artikels 11 dieses Gesetzes, Anlass zu einem Verstoss gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem sie dazu führt, dass Artikel 2262 des Zivilgesetzbuches und die in dieser Bestimmung festgelegte dreissigjährige Verjährungsfrist, die auf die Zivilklage infolge einer Straftat, die, obwohl sie verjährt ist, nicht Gegenstand einer rechtskräftig gewordenen Entscheidung gewesen ist, anwendbar bleiben, während