I
n de verhouding tussen sociale huisvestingsmaatschappijen en private actoren voeren zij aan dat niet redelijkerwijze kan worden verantwoord waarom private actoren de door hen gerealiseerde sociale huurwoningen krachtens artikel 4.1.21, § 1, van het Grond- en pandendecreet tegen een geplafonneerde prijs dienen over te dragen, terwijl sociale huisvestingsmaatschappij
en niet zouden zijn gehouden aan maximumprijzen indien zij zelf instaan vo ...[+++]or de bouw van sociale huurwoningen; bovendien zouden de sociale huisvestingsmaatschappijen de tegen aan geplafonneerde prijs aangekochte sociale huurwoning zelf aan de zittende huurder kunnen verkopen tegen de venale waarde, terwijl zij al aanzienlijke staatssteun zouden ontvangen in de vorm van onder meer renteloze leningen en subsidies voor grondverwerving en voor de bouw van sociale woningen.Im Verhältnis zwischen den sozialen Wohnungsbaugesellschaften und den privaten Akteuren führen sie an, dass nicht vernünftigerweise gerechtfertigt werden könne, warum priv
ate Akteure die von ihnen erstellten sozialen Mietwohnungen aufgrund von Artikel 4.1.21 § 1 des Grundstücks- und Immobiliendekrets zu einem nach oben begrenzten Preis übertragen müssten, während soziale Wohnungsbaugesellschaften ni
cht an Höchstpreise gebunden seien, wenn sie selbst für den Bau von sozialen Mietwohnungen aufkommen würden; außerdem hätten die sozialen
...[+++] Wohnungsbaugesellschaften die Möglichkeit, die zu einem nach oben begrenzten Preis gekaufte soziale Mietwohnung selbst an den bestehenden Mieter zum Verkaufswert zu verkaufen, obwohl sie bereits eine erhebliche staatliche Unterstützung erhielten, unter anderem in Form von zinslosen Darlehen und Subventionen für den Erwerb von Grundstücken und für den Bau von Sozialwohnungen.