3. veroordeelt krachtig alle vormen van geweld tegen christenen en andere religieuze gemeenschappen, alsook alle vormen van discriminatie en onverdraagzaamheid op grond van godsdienst en geloof jegens gelovigen, geloofsverzakers en ongelovigen; onderstreept andermaal dat het recht op vrijheid van denken, geweten en godsdienst een fundamenteel mensenrecht is;
3. verurteilt aufs Schärfste jegliche Form von Gewalt gegen Christen und andere Religionsgemeinschaften sowie jegliche Form von Diskriminierung und Intoleranz aus Gründen der Religion und des Glaubens gegen Gläubige, Renegaten und Nichtgläubige; betont erneut, dass das Recht auf Gedanken-, Gewissens- und Religionsfreiheit ein grundlegendes Menschenrecht ist;