De lidstaten vervolgen en bestraffen minderjarige slachtoffers van de in artikel 4 en artikel 5, leden 4 tot en met 6, genoemde strafbare feiten niet voor hun betrokkenheid bij onwettige activiteiten, wanneer deze betrokkenheid rechtstreeks voortvloeit uit het feit dat ze slachtoffer zijn van die strafbare feiten.
Jeder Mitgliedstaat sieht davon ab, Kinder, die Opfer von Straftaten nach Artikel 4 und Artikel 5 Absätze 4 bis 6 geworden sind, wegen ihrer Beteiligung an rechtswidrigen Handlungen, die die unmittelbare Folge davon waren, dass sie diesen Straftaten ausgesetzt waren, strafrechtlich zu verfolgen oder zu bestrafen.