Deze toewijzingen betreffen hoofdzakelijk de voorraden in de Baltische Zee (haring, sprot, kabeljauw en zalm), hoewel voor deze en andere soorten aan Zweden ook geringe hoeveelheden zijn toegewezen in de Noordzee.
Dabei handelt es sich vor allem um Ostseebestände (Hering, Sprotte, Kabeljau und Lachs); Schweden verfügt außerdem über sehr begrenzte Fangrechte in der Nordsee.