Het eerste onderdeel van de prejudiciële vraag stelt bijgevolg niet noodzakelijk, i
n tegenstelling tot hetgeen de Ministerraad betoogt, de schuldenaar, enerzijds, die als enige in staat zou zijn om
hoger beroep in te stellen tegen een vonnis dat de homologatie verwerpt van het plan van gerechtelijke reorganisatie dat op hem betrekking heeft, en zijn schuldeisers, anderzij
ds, die enkel hoger beroep zouden kunnen instellen tegen een
...[+++]vonnis dat het genoemde plan homologeert, tegenover elkaar.
Im ersten Teil der Vorabentscheidungsfrage werden folglich nicht notwendigerweise, im Gegensatz zu dem, was der Ministerrat anführt, einerseits der Schuldner, der alleine imstande wäre, Berufung gegen ein Urteil zur Ablehnung der Homologierung des ihn betreffenden gerichtlichen Reorganisationsplans einzureichen, und andererseits seine Gläubiger, die nur Berufung gegen ein Urteil zur Homologierung des genannten Plans einreichen könnten, miteinander verglichen.