Vertaling van "geval van arglist " (Nederlands → Duits) :

TERMINOLOGIE

medicijnen toedienen in geval van nood | geneesmiddelen toedienen in geval van nood | medicatie toedienen in geval van nood
Notfallmedikamente verabreichen

bodemverontreinigingsgeval | geval van bodemverontreiniging | geval van verontreiniging van de bodem
kontaminierte Flaeche

gesaneerd geval van bodemverontreiniging | gesaneerd geval van verontreiniging
dekontaminierter Boden | sanierter Boden

bijzonder dringend geval | bijzonder spoedeisend geval
besonders dringender Fall

in geval van nood gespecialiseerd materiaal gebruiken | in geval van nood gespecialiseerde uitrusting gebruiken
spezielle Notfallausrüstung bedienen

fysiek onderzoek uitvoeren in geval van nood | lichamelijk onderzoek uitvoeren in geval van nood
Notfalluntersuchungen durchführen

arglist
Betrugshandlung

bijzonder geval
Sonderfall

spoedeisend geval
Dringlichkeitsfall

geval van noodweer
Fall der Notwehr

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

De in het eerste lid voorgeschreven termijn wordt verlengd tot vijf jaar indien ten onrechte werd betaald in geval van bedrog, arglist of bedrieglijke handelingen van de betrokkene ».
Die in Absatz 1 vorgeschriebene Frist wird auf fünf Jahre verlängert, wenn die unrechtmäßige Zahlung im Falle von Betrug, arglistiger Täuschung oder betrügerischen Handlungen des Betreffenden getätigt worden ist ».

Hij heeft tevens erover gewaakt dat de korte verjaringstermijnen niet van toepassing zijn « in geval van bedrog, arglist of bedrieglijke handelingen van de betrokkene » en in dat geval de verjaringstermijn tot vijf jaar beperkt (artikel 30, § 1, derde lid, van voormelde wet van 29 juni 1981).
Er hat ebenfalls dafür Sorge getragen, dass die kurzen Verjährungsfristen nicht anwendbar sind, « wenn Betrug, Arglist oder betrügerische Handlungen seitens des Betroffenen vorliegen », und für diesen Fall die Verjährungsfrist auf fünf Jahre festgelegt (Artikel 30 § 1 Absatz 3 des vorerwähnten Gesetzes vom 29. Juni 1981).

- artikel 120bis van de op 19 december 1939 samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, en artikel 9, § 1, van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag, die de verjaringstermijn van ten onrechte uitbetaalde kinderbijslag vaststellen op drie jaar, waarbij die termijn één jaar kan bedragen in geval van vergissing van de kinderbijslaginstelling of vijf jaar in geval van arglist of bedrog.
- Artikel 120bis der am 19. Dezember 1939 koordinierten Gesetze über die Familienbeihilfen für Lohnempfänger und Artikel 9 § 1 des Gesetzes vom 20. Juli 1971 zur Einführung garantierter Familienleistungen, in denen die Verjährungsfrist für zu Unrecht gezahlte Familienleistungen auf drei Jahre festgelegt wird, wobei diese Frist im Falle eines Irrtums der Einrichtung für Familienbeihilfen auf ein Jahr und im Falle der Arglist oder des Betrugs auf fünf Jahre festgelegt wird.

- artikel 21, § 3, van de wet van 13 juni 1966 betreffende de rust- en overlevingspensioenen voor arbeiders, bedienden, zeevarenden onder Belgische vlag, mijnwerkers en vrijwillig verzekerden, waarnaar artikel 34 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers verwijst, en artikel 20, § 3, van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, alsook artikel 36, § 2, van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen; die bepalingen stellen de verjaringstermijn van de vordering tot terugbetaling van de ten onrechte uitbetaalde prestaties vast op zes maanden, waarbij die termijn drie jaar bedraagt in geval van arglist of bedrog;
- Artikel 21 § 3 des Gesetzes vom 13. Juni 1966 über die Ruhestands- und Hinterbliebenenpensionen für Arbeiter, Angestellte, unter belgischer Flagge fahrende Seeleute, Bergarbeiter und freiwillig Versicherte, auf den Artikel 34 des königlichen Erlasses Nr. 50 vom 24. Oktober 1967 über die Ruhestands- und Hinterbliebenenpension für Lohnempfänger verweist, und Artikel 20 § 3 des Gesetzes vom 1. April 1969 zur Einführung eines garantierten Einkommens für Betagte sowie Artikel 36 § 2 des königlichen Erlasses Nr. 72 vom 10. November 1967 über die Ruhestands- und Hinterbliebenenpensionen für Selbständige; diese Bestimmungen legen die Verjährungsfrist für Ansprüche auf Rückforderung von zu Unrecht ausgezahlten Leistungen auf sechs Monate fest, wobei diese Frist im Falle des Betrugs oder der Arglist auf drei Jahre festgelegt wird;

Hij heeft tevens erover gewaakt dat de korte verjaringstermijnen niet van toepassing zijn « in geval van bedrog, arglist of bedrieglijke handelingen van de betrokkene » en in dat geval de verjaringstermijn tot vijf jaar beperkt (artikel 30, § 1, derde lid, van de voormelde wet van 29 juni 1981).
Er hat ebenfalls darauf geachtet, die kurzen Verjährungsfristen nicht für anwendbar zu erklären, « wenn die zu Unrecht erfolgte Zahlung im Falle eines Betrugs, der Arglist oder von betrügerischen Handlungen » getätigt wurde, in diesem Fall jedoch die Verjährungsfrist auf fünf Jahre begrenzt (Artikel 30 § 1 Absatz 3 des obengenannten Gesetzes vom 29. Juni 1981).

De verwijzende rechter vergelijkt die situatie met die welke wordt geregeld in andere wetteksten inzake sociale zekerheid : enerzijds, artikel 7, § 13, dat, bij de wet van 30 december 1988 is ingevoerd in de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, volgens hetwelk de terugbetaling van onverschuldigd betaalde werkloosheidsuitkeringen na drie jaar verjaart, waarbij die termijn op vijf jaar wordt gebracht in geval van arglist of bedrog van de werkloze; anderzijds, artikel 30 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, dat in identieke termijnen voorziet, die echter worden teruggebracht « tot zes maanden indien de betaling enkel het gevolg is van een vergissing van de instelling of de dienst, waarvan de betrokkene zich normaal geen rekenschap kon geven ».
Der Verweisungsrichter vergleicht diese Situation mit derjenigen, die in anderen Gesetzestexten bezüglich der sozialen Sicherheit geregelt wird: einerseits der durch das Gesetz vom 30. Dezember 1988 in den Gesetzeserlass vom 28. Dezember 1944 über die soziale Sicherheit der Arbeitnehmer eingeführte Artikel 7 § 13, dem zufolge die Rückerstattung unrechtmässig gezahlter Arbeitslosenunterstützung nach drei Jahren verjährt, wobei diese Frist im Falle von Arglist oder Betrug seitens des Arbeitslosen auf fünf Jahre angehoben wird; andererseits Artikel 30 des Gesetzes vom 29. Juni 1981 zur Festlegung der allgemeinen Grundsätze der sozialen Sicherheit für Lohnempfänger, der die gleichen Fristen vorsieht, die aber « auf sechs Monate [herabgesetzt werden], wenn die Zahlung nur auf einen Irrtum der Einrichtung oder der Dienststelle zurückzuführen ist, worüber sich der Betroffene normalerweise nicht im klaren sein konnte ».