1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder „boomgaard” verstaan een homogene, door samenhang gekenmerkte met notenbomen beplante oppervlakte die niet door andere gewassen of beplantingen wordt onderbroken en een geografisch aaneengesloten gebied vormt.
1. Für die Zwecke dieses Kapitels bedeutet „Obstanlage“ eine homogene und geschlossene mit Schalenobstbäumen bepflanzte Fläche, die keine anderen Kulturen oder Pflanzungen umfasst und geografisch zusammenhängend ist.