Uit d
e elementen van het geding blijkt dat de prejudiciële vraag betrekking heeft op de vraag of artikel 82, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1997, zoals de verwijzende rechter het van toepassing a
cht op het voor hem hangende geding, geen onverantwoord verschil in behandeling invoert, in zoverre het alleen de natuurlijke personen ontslaat die als persoonlijke borgen gebonden zijn, met uitsluiting van diegenen die, tot waarborg van de verbintenis van een handelaar, een hypotheek hebben toegestaan op een onroerend goed waarvan zij
...[+++]eigenaar zijn.
Aus den Elementen der Rechtssache geht hervor, dass die präjudizielle Frage sich auf die Frage bezieht, ob Artikel 82 Absatz 1 des Gesetzes vom 8. August 1997 in der Fassung, die der vorlegende Richter auf die vor ihm anhängige Streitsache für anwendbar hält, nicht einen Behandlungsunterschied einführe, der ungerechtfertigt sei, da er lediglich die natürlichen Personen, die sich als persönliche Bürgen verpflichtet hätten, von ihren Verpflichtungen entbinde, jedoch nicht diejenigen, die als Sicherheit für die Verpflichtungen eines Kaufmannes in eine Hypothek auf eine Immobilie eingewilligt hätten, deren Eigentümer sie seien.