Zoals blijkt uit de parlementaire voorbereiding van het Gerechtelijk Wetboek (Verslag Van Reepinghen, Pasin., 1967, III, p. 322), moet de rechtsvordering worden ingesteld tegen diegene die de hoedanigheid bezit om ze te beantwoorden.
Wie aus den Vorarbeiten zum Gerichtsgesetzbuch hervorgeht (Bericht Van Reepinghen, Pasin., 1967, III, S. 322), muss die Klage an denjenigen gerichtet sein, der die Eigenschaft besitzt, um sie zu beantworten.