In de eerste prejudiciële vraag vraagt de verwijzende
rechter het Hof of voormeld artikel 11 van de wet van 10 juni 1998 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre het tot gevolg heeft dat de verjaringstermijn van dertig jaar waarin artikel 2262 van het Burgerlijk Wetboek voorziet, van toepassing blijft op de burgerlijke rechtsvordering volgend ui
t een misdrijf die, hoewel ze verjaard is, niet het voorwerp is
geweest van een in kracht van gewij ...[+++]sde gegane beslissing, terwijl, wanneer dat het geval is, die rechtsvorderingen onderworpen blijven aan de verjaringstermijn van vijf jaar waarin het vroegere artikel 26 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering voorziet.In der ersten präjudiziellen Frage legt der Verweisungsrichter dem Hof die Frage vor, ob der obengenannte Artikel 11 des Gesetzes vom 10. Juni 1998 gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstösst, insoweit er dazu führt, dass die in Artikel 2262 des Zivilgesetzbuches vorgesehene dreissigjährige Verjährungsfrist auf die auf einer Straftat beruhende Zivilklage anwendbar bleibt, die tro
tz ihrer Verjährung nicht Gegenstand einer rechtskräftig gewordenen Entscheidung gewesen ist, während, wenn dies der Fall ist, diese Klagen auch weiterhin der im früheren Artikel 26 des Präliminartitels des Strafprozessgesetzbuches vorgesehenen fünfjähri
...[+++]gen Verjährungsfrist unterliegen.