Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com
.
De artikelen 10 en 11 van de Grondwet
Schendt

Traduction de «hof voor recht had gezegd » (Néerlandais → Allemand) :

Bij zijn arrest nr. 139/2014 van 25 september 2014 heeft het Hof voor recht gezegd dat artikel 330, § 1, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek geen schending inhoudt van de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het bepaalt dat de vordering van de persoon die het kind heeft erkend, dient te worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat hij niet de vader van het kind is.

In seinem Entscheid Nr. 139/2014 vom 25. September 2014 hat der Gerichtshof für Recht erkannt, dass Artikel 330 § 1 Absatz 4 des Zivilgesetzbuches nicht gegen die Artikel 10, 11 und 22 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit Artikel 8 der Europäischen Menschenrechtskonvention, verstößt, insofern er bestimmt, dass die Klage desjenigen, der das Kind anerkannt hat, binnen einem Jahr nach der Entdeckung der Tatsache, dass er nicht der Vater des Kindes ist, eingereicht werden muss.


Bij zijn arrest nr. 165/2013 van 5 december 2013 heeft het Hof voor recht gezegd dat artikel 330, § 1, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek geen schending inhoudt van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met het Verdrag inzake de rechten van het kind, in zoverre het bepaalt dat de vordering van de persoon die de afstamming opeist, moet worden ingesteld binnen een jaar na de ontdekking van het feit dat hij de vader van het kind is.

In seinem Entscheid Nr. 165/2013 vom 5. Dezember 2013 hat der Gerichtshof für Recht erkannt, dass Artikel 330 § 1 Absatz 4 des Zivilgesetzbuches nicht gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit den Artikeln 8 und 14 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit dem Übereinkommen über die Rechte des Kindes verstößt, insofern er bestimmt, dass die Klage der Person, die die Abstammung für sich in Anspruch nimmt, binnen einem Jahr nach der Entdeckung der Tatsache, dass sie der Vater des Kindes ist, eingereicht werde ...[+++]


Bij zijn arrest nr. 139/2013 van 17 oktober 2013 heeft het Hof voor recht gezegd dat artikel 330, § 1, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek geen schending inhoudt van de artikelen 22 en 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het bepaalt dat de vordering tot betwisting van een vaderlijke erkenning ingesteld door de persoon die de afstamming opeist, moet worden ingesteld binnen één jaar na de ontdekking van het feit dat hij de vader van het kind is.

In seinem Entscheid Nr. 139/2013 vom 17. Oktober 2013 hat der Gerichtshof für Recht erkannt, dass Artikel 330 § 1 Absatz 4 des Zivilgesetzbuches nicht gegen die Artikel 22 und 22bis der Verfassung in Verbindung mit Artikel 8 der Europäischen Menschenrechtskonvention verstößt, indem er vorschreibt, dass die Klage auf Anfechtung einer väterlichen Anerkennung, die von der Person, die die Abstammung für sich in Anspruch nimmt, erhoben wird, binnen einem Jahr nach der Entdeckung der Tatsache, dass sie der Vater des Kindes ist, eingereicht ...[+++]


Bijgevolg heeft het Hof voor recht gezegd : « In de in B.7 beschreven hypothese schendt artikel 318, § 2, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens ».

Demzufolge hat der Gerichtshof für Recht erkannt: « In der in B.7 beschriebenen Hypothese verstößt Artikel 318 § 2 des Zivilgesetzbuches gegen die Artikel 10, 11 und 22 der Verfassung in Verbindung mit den Artikeln 8 und 14 der Europäischen Menschenrechtskonvention ».


Bij zijn arrest nr. 34/2015 van 12 maart 2015, in antwoord op de prejudiciële vraag gesteld door de Raad van State bij zijn arrest nr. 226.627 van 6 maart 2014 inzake de verzoekende partijen in het onderhavige beroep tot vernietiging, handelend in de hoedanigheid van vertegenwoordigers van hun minderjarige dochter, tegen de stad Brussel en de Franse Gemeenschap, heeft het Hof voor recht gezegd : « In die zin geïnterpreteerd dat zij voor een ouder niet het recht inhouden om op eenvoudig, niet a ...[+++]

In seinem Entscheid Nr. 34/2015 vom 12. März 2015, der in Beantwortung einer Vorabentscheidungsfrage ergangen ist, die vom Staatsrat in dessen Entscheid Nr. 226. 627 vom 6. März 2014 in Sachen der in der vorliegenden Nichtigkeitsklage klagenden Parteien, handelnd in ihrer Eigenschaft als gesetzliche Vertreter ihrer minderjährigen Tochter, gestellt worden war, für Recht erkannt: « Dahin ausgelegt, dass sie nicht das Recht für die Eltern beinhalten, auf einfachen, nicht weiter begründeten Antrag für ihre Kinder eine Befreiung von der Teilnahme am Unterricht in einer der anerkannten Religionen oder in nichtkonfessioneller Sittenlehre zu e ...[+++]


« Schendt artikel 203 van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen, waarbij een artikel 3decies wordt ingevoegd in de wet van 16 juni 1960 ' dat de organismen belast met het beheer van de sociale zekerheid van de werknemers van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi onder de controle en de waarborg van de Belgische Staat plaatst, en dat waarborg draagt door de Belgische Staat van de maatschappelijke prestaties ten gunste van deze werknemers verzekerd ', de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en handhaaft het niet de discriminatie die door het Arbitragehof werd aangeklaagd in zijn arrest nr. 155/2005 van 20 oktober 2005 waarbij het Hof voor recht had gezegd dat, geïn ...[+++]

« Verstösst Artikel 203 des Gesetzes vom 20. Juli 2006 zur Festlegung verschiedener Bestimmungen, der einen Artikel 3decies in das Gesetz vom 16. Juni 1960 ' durch das die Organe zur Verwaltung der sozialen Sicherheit der Angestellten von Belgisch-Kongo und Ruanda-Urundi unter die Kontrolle und Garantie des belgischen Staates gestellt werden und durch das die zu Gunsten dieser Angestellten erbrachten Sozialleistungen vom belgischen Staat garantiert werden ' einfügt, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung und erhält er nicht die Diskriminierung aufrecht, die der ...[+++]


« Schendt artikel 203 van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen, waarbij een artikel 3decies wordt ingevoegd in de wet van 16 juni 1960 ' dat de organismen belast met het beheer van de sociale zekerheid van de werknemers van Belgisch-Congo en Ruanda-Urundi onder de controle en de waarborg van de Belgische Staat plaatst, en dat waarborg draagt door de Belgische Staat van de maatschappelijke prestaties ten gunste van deze werknemers verzekerd ', de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en handhaaft het niet de discriminatie die door het Arbitragehof werd aangeklaagd in zijn arrest nr. 155/2005 van 20 oktober 2005 waarbij het Hof voor recht had gezegd dat, geïn ...[+++]

« Verstösst Artikel 203 des Gesetzes vom 20hhhhqJuli 2006 zur Festlegung verschiedener Bestimmungen, der einen Artikel 3decies in das Gesetz vom 16hhhhqJuni 1960 ' durch das die Organe zur Verwaltung der sozialen Sicherheit der Angestellten von Belgisch-Kongo und Ruanda-Urundi unter die Kontrolle und Garantie des belgischen Staates gestellt werden und durch das die zu Gunsten dieser Angestellten erbrachten Sozialleistungen vom belgischen Staat garantiert werden ' einfügt, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung und erhält er nicht die Diskriminierung aufrecht, die der ...[+++]


De verwijzende rechter in de zaak nr. 2570 refereert aan het arrest van het Hof nr. 92/98 van 15 juli 1998, waarin het Hof voor recht heeft gezegd dat « artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen [.] de artikelen 10 en 11 van de Grondwet [schendt], in zoverre het de voertuigen die aan spoorstaven zijn verbonden uitsluit van het stelsel van vergoeding waarin het voorziet ».

Der verweisende Richter in der Rechtssache Nr. 2570 verweist auf das Urteil des Hofes Nr. 92/98 vom 15. Juli 1998, in dem Hof für Recht erkannte, dass « Artikel 29bis des Gesetzes vom 21. November 1989 über die Kraftfahrzeug-Haftpflichtversicherung [.] gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung [verstösst], insofern er die an Bahngleise gebundenen Fahrzeuge von der darin vorgesehenen Entschädigungsregelung ausschliesst ».


Artikel 47decies, § 2, van het voormelde decreet is door het Hof bij arrest nr. 139/98 van 16 december 1998 vernietigd met toepassing van artikel 4, 2°, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, met verwijzing naar zijn arrest nr. 46/97 van 14 juli 1997, waarin het Hof reeds voor recht had gezegd dat het in strijd was met de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheden van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten, « door te bepalen dat de heffingspli ...[+++]

Artikel 47decies § 2 des obengenannten Dekrets ist vom Hof für nichtig erklärt worden mit dem Urteil Nr. 139/98 vom 16. Dezember 1998 in Anwendung von Artikel 4 Nr. 2 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Schiedshof und unter Hinweis auf sein Urteil Nr. 46/97 vom 14. Juli 1997, in dem der Hof schon gesagt hatte, dass der beanstandete Artikel zu den durch die Verfassung oder kraft derselben zur Bestimmung der jeweiligen Zuständigkeit von Staat, Gemeinschaften und Regionen festgelegten Vorschriften im Widerspruch stand, « indem er bestimmt, dass der Abgabenpflichtige einer Umweltabgabe gegen einen ihm zugestellten Zahlungsbe ...[+++]


De Ministerraad citeert ten slotte uit het arrest van het Hof nr. 105/98 van 21 oktober 1998, waarin het Hof voor recht heeft gezegd dat de wet van 9 maart 1993 de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheden van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten niet schendt.

Der Ministerrat zitiert schliesslich das Urteil des Hofes Nr. 105/98 vom 21. Oktober 1998, in dem der Hof für Recht erkannt habe, dass das Gesetz vom 9. März 1993 nicht gegen die durch die Verfassung oder kraft derselben zur Bestimmung der jeweiligen Zuständigkeiten von Staat, Gemeinschaften und Regionen festgelegten Vorschriften verstosse.




D'autres ont cherché : hof     hof voor recht     recht gezegd     door de raad     waarbij het hof voor recht had gezegd     recht heeft gezegd     hof reeds     reeds voor recht     recht had gezegd     hof voor recht had gezegd     


datacenter (28): www.wordscope.be (v4.0.br)

'hof voor recht had gezegd' ->

Date index: 2023-01-23
w