De parlementaire voorbereiding van het decreet van 19 april 1995 vermeldt : « De bedrijfsruimten waarin de woning van de eigenaar(s) een niet-afsplitsbaar onderdeel uitmaakt en door deze laatste(n) zelf nog effectief
wordt gebruikt als hoofdverblijfplaats, vallen buiten de toepassing van de door dit ontwerp-decreet ingestelde heffingen. Deze beperking is ingegeven vanuit sociale overwegingen. Dit ontwerp-decreet beoogt niet de uitdrijving van de zittende eigenaars. Indien het woongedeelte van de bedrijfsruimte of een deel ervan verhuurd is, of de woning die nog door de eigenaar(s) gebruikt wordt
...[+++]als hoofdverblijfplaats, losstaat van de andere gebouwen van de bedrijfsruimte, geldt deze sociale beperking niet » (Parl. St., Vlaamse Raad, 1993-1994, nr. 591-1, p. 7).In den Vorarbeiten zum Dekret vom 19. April 1995 heißt es: « Auf die Gewerbebetriebsgelände, auf denen die Wohnung des Eigentümers bzw. der Eigentümer ein untrennbarer Teil des Gebäudes ist und von Letzterem bzw. von Letzteren selbst n
och tatsächlich als Hauptwohnort benutzt wird, finden die mit diesem Dekretsentwurf eingeführten Abgaben nicht Anwendung. Diese Einschränkung beruht auf sozialen Erwägungen. Dieser Dekretsentwurf bezweckt nicht die Vertreibung der bewohnenden Eigentümer. Wenn der Wohnbereich des Gewerbebetriebsgeländes oder ein Teil davon vermietet ist, oder die Wohnung, die noch durch den Eigentümer bzw. die Eigentümer al
...[+++]s Hauptwohnort benutzt wird, getrennt von den anderen Gebäuden des Gewerbebetriebsgeländes ist, gilt diese soziale Einschränkung nicht » (Parl. Dok., Flämischer Rat, 1993-1994, Nr. 591-1, S. 7).