« Door voor de terugvordering van het onverschuldigd betaalde een termijn te bepalen die door hernieuwing kan opgevoerd worden tot dertig jaar te rekenen vanaf de datum van afgifte van het aangetekende schrijven, waarbij de terugbetaling wordt gevraagd, is ook het draconische karakter verho
lpen van de huidige bepalingen ten opzichte van de schuldenaars die zich niet, ook zelfs niet op afkort
ing, van hun schuld kunnen kwijten, vóór het verstrijken van de vervaltermijn van vijf jaar, en die daar
...[+++]door het risico van een beslaglegging liepen » (Parl. St., Kamer, 1964-1965, nr. 971/1, p. 9).
« Indem für die Rückforderung von unrechtmässig gezahlten Beträgen eine Frist vorgesehen wird, die bei einer Verlängerung dreissig Jahre ab der Aufgabe des Einschreibebriefes, mit dem die Rückzahlung gefordert wird, erreichen kann, wird ebenfalls die drakonische Beschaffenheit der heutigen Bestimmungen gegenüber den Schuldnern, denen es unmöglich ist, ihre Schuld selbst durch Anzahlungen vor Ablauf der Ausschlussfrist von fünf Jahren zu begleichen, und denen somit die Gefahr der Pfändung droht, beseitigt » (Parl. Dok., Kammer, 1964-1965, Nr. 971/1, S. 9).