In een vierde onderdeel van het eerste middel verwijt de verzoekende partij het nieuwe artikel 14, § 1, 3°, van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie dat het tot gevolg heeft dat de erin beoogde rechten van de echtgenoten of levenspartners niet langer geïndividualiseerd zijn, terwijl laatstgenoemden vóór de wijziging van de vermelde bepaling bij het bestreden artikel 104 van de programmawet eigen rechten genoten.
In einem vierten Teil des ersten Klagegrunds bemängelt die klagende Partei, dass der neue Artikel 14 § 1 Nr. 3 des Gesetzes vom 26. Mai 2002 über das Recht auf soziale Eingliederung zur Folge habe, dass die darin vorgesehenen Rechte der Ehe- oder Lebenspartner nicht mehr individuell gelten würden, während diese Personen vor der Abänderung der genannten Bestimmung durch den angefochtenen Artikel 104 des Programmgesetzes Anspruch auf eigene Rechte gehabt hätten.