Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, van artikel 22sexies van de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid, zoals gewijzigd bij artikel 223 van de wet van 20 juli 2006, in zoverre die bepaling bij de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd van 55 tot 65 jaar niet voorziet in een overgangsregeling voor de uit de echt gescheiden echtgenoot van een verzekerde, wanneer die laatste vóór 1 januari 2007 was aangesloten en reeds 20 jaar aan de verzekering heeft deelgenomen.
Dem Gerichtshof wird eine Frage zur Vereinbarkeit von Artikel 22sexies des Gesetzes vom 17. Juli 1963 über die überseeische soziale Sicherheit in der durch Artikel 223 des Gesetzes vom 20. Juli 2006 abgeänderten Fassung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 14 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zu dieser Konvention gestellt, insofern in dieser Bestimmung bei der Anhebung des Pensionsalters von 55 auf 65 Jahre keine Übergangsregelung für den geschiedenen Ehepartner eines Versicherten vorgesehen sei, wenn der Letztgenannte vor dem 1. Januar 2007 angeschlossen gewesen sei und bereits 20 Jahre an der Versicherung teilgenommen habe.