3. benadrukt dat het voor een fundamentele bestrijding van de jeugddelinquentie noodzakelijk is een geïntegreerd en effectief beleid te voeren op het gebied van onderwijs, sociale omstandigheden, gezin en educatie, dat bijdraagt tot de overdracht van maatschappelijke en burgerlijke waarden en de vroege socialisering van jongeren; is van mening dat het derhalve noodzakelijk is een beleid vast te stellen dat gericht is op een betere economische en sociale samenhang met het oog op vermindering van de sociale ongelijkheden, bestrijding van sociale uitsluiting en armoede, met bijzondere aandacht voor armoede van kinderen;
3. weist darauf hin, dass eine effektive Bekämpfung von Jugendkriminalität eine integrierte und effiziente Schul-, Sozial-, Familien- und Bildungspolitik voraussetzt, die zur Vermittlung gesellschaftlicher und bürgerlicher Werte und zu einer frühen Sozialisierung der Kinder beiträgt; hält es außerdem für unabdingbar, zum Abbau der sozialen Ungleichheiten und zur Bekämpfung der sozialen Ausgrenzung sowie der Armut, insbesondere der Kinderarmut, eine Politik zu konzipieren, die auf einen stärkeren wirtschaftlichen und sozialen Zusammenhalt ausgerichtet ist;