Aan het Hof wordt de vraag gesteld of het voormelde artikel 9 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt in zoverre die bepaling toestaat dat alleen de beklaagde die voor een drugsmisdrijf wordt vervolgd, de toepassing kan genieten van de bepalingen van de wet van 29 juni 1964, zelfs indien hij niet voldoet aan de voorwaarden met betrekking tot vroegere veroordelingen, die zijn gesteld bij de artikelen 3 en 8 van die wet, terwijl dat voordeel zou worden geweigerd aan de beklaagde die voor zulk een drugsmisdrijf had kunnen worden vervolgd, maar die voor andere misdrijven wordt vervolgd.
Der Hof wird gefragt, ob der obengenannte Artikel 9 gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstosse, indem diese Bestimmung es erlaube, dass nur ein Angeklagter, der wegen einer Drogenstraftat verfolgt werde, in den Genuss der Anwendung der Bestimmungen d
es Gesetzes vom 29. Juni 1964 gelangen könne,
selbst wenn er nicht die Bedingungen bezüglich früherer Verurteilungen erfülle, die durch die Artikel 3 und 8 dieses Gesetzes vorgeschrieben würden, während dieser Vorteil einem Angeklagten, der für eine solche Drogenstraftat hätte verfolgt werden können,
...[+++] jedoch für andere Straftaten verfolgt wird, verweigert werde.