Daaruit volgt dat in zoverre het voormelde artikel 38, § 3quater, 10°, vierde lid, van de voormelde wet van 29 juni 1981 het de arbeidsgerechten niet toestaat een maatregel van opschorting van de uitspraak van de veroordeling toe te kennen, het niet onbestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.
Daraus ergibt sich, dass insofern, als er es den Arbeitsgerichten nicht ermöglicht, eine Maßnahme zur Aussetzung der Verkündung der Verurteilung zu gewähren, der vorerwähnte Artikel 38 § 3quater Nr. 10 Absatz 4 des vorerwähnten Gesetzes vom 29. Juni 1981 nicht unvereinbar ist mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Artikel 14 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte.