1. De bevoegde territoriale, of in geval van regionale programma’s regionale, ordonnateur stelt, na overleg met een zo breed mogelijke kring van belanghebbenden en uitgaande van lering en beste praktijken, een voorstel voor een programmeringsdocument op.
(1) Der zuständige territoriale Anweisungsbefugte oder, in Falle von regionalen Programmen, der zuständige regionale Anweisungsbefugte, arbeitet nach Konsultation eines möglichst breiten Spektrums von Akteuren auf der Grundlage der gesammelten Erfahrungen und bewährter Verfahren einen Vorschlag für ein Programmierungsdokument aus.