Artikel 55, derde lid, van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming schendt artikel 10 van de Grondwet niet, in zoverre het de vader en de moeder die in de hoedanigheid van voor de minderjarige burgerrechtelijk aansprakelijken worden gedagvaard het recht ontzegt de verslagen van medisch-psychologische expertise en van geestesonderzoek van de minderjarige te raadplegen en ter verdediging aan te voeren, wanneer deze laatste wordt verwezen naar de correctionele rechtbank na beslissing van uithandengeving door de jeugdrechtbank.
Artikel 55 Absatz 3 des Gesetzes vom 8. April 1965 über den Jugendschutz verstösst nicht gegen Artikel 10 der Verfassung, insoweit er dem Vater und der Mutter, die in ihrer Eigenschaft als für einen Minderjährigen zivilrechtlich Haftbare vorgeladen werden, das Recht verweigert, das medizinisch-psychologische Gutachten und den Befund über den Geisteszustand des Minderjährigen einzusehen und zur Verteidigung geltend zu machen, wenn Letztgenannter nach erfolgter Unzuständigkeitserklärung des Jugendgerichts an das Strafgericht verwiesen wird.