22. Behoudens het bepaalde in deel 3, punt 72, en mits aan de vereiste van deel 2, punt 11, is voldaan, worden vorderingen uit hoofde van transacties waarbij een kredietinstelling onroerend goed aan een derde least, op dezelfde wijze behandeld als leningen waarvoor geleasd onroerend goed van hetzelfde type als zekerheid fungeert.
22. Forderungen aus Leasinggeschäften, bei denen ein Kreditinstitut der Leasinggeber und ein Dritter der Leasingnehmer ist, werden – sofern die in Teil 2 Nummer 11 genannten Voraussetzungen erfüllt sind – vorbehaltlich der Bestimmungen von Teil 3 Nummer 72 wie Kredite behandelt, die als Sicherheit die gleiche Art von Gegenstand haben wie das Leasingobjekt.