Aangezien het referentiepercentage bij sterke valuta vastgesteld wordt door een opslag van 75 basispunten (140) op het interbancaire tarief toe te passen en aangezien de twee leningen in dollars een variabele rente hadden die op basis van Libor waren geïndexeerd, acht de Commissie het in overeenstemming met de eerder genoemde benadering om het steunbedrag te berekenen op basis van de Amerikaanse Libor plus 475 basispunten (d.w.z. Verenigde Staten LIBOR plus 75 basispunten als referentiepercentage vermeerderd met een risico-opslag van 400 basispunten vanwege het specifieke risico in verband met een lening aan HSY).
Da allerdings der Referenzsatz für harte Währungen durch eine Rallonge der Interbankzinsrate um 75 Basispunkte bestimmt wurde (140) und da die beiden Darlehen in USD einen mit LIBOR gekoppelten variablen Zinssatz hatten, ist die Kommission der Auffassung, dass es aufgrund der erwähnten Methode logisch ist, die Beihilfe auf Basis des US LIBOR zuzüglich 475 Basispunkte zu berechnen (also US LIBOR zuzüglich 75 Basispunkte, woraus sich der Referenzsatz ergibt, zuzüglich Risikoprämienaufschlag zu 400 Basispunkten, was dem Risiko eines Darlehens an HSY entspricht).
