4. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in artikel 3, lid 1, onder b) en c), en de in artikel 3, lid 3 bedoelde strafbare feiten, in verband met handelingen zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b) en c), kunnen worden bestraft met een maximale gevangenisstraf van ten minste vijf jaar.
4. Die Mitgliedstaaten treffen die erforderlichen Maßnahmen, um sicherzustellen, dass die Straftaten nach Artikel 3 Absatz 1 Buchstaben b und c und nach Artikel 3 Absatz 3, soweit dies mit einer in Artikel 3 Absatz 1 Buchstaben b und c bezeichneten Handlung im Zusammenhang steht, mit einer Freiheitsstrafe im Höchstmaß von mindestens fünf Jahren bedroht sind.