In een tweede onderdeel van hun eerste middel betogen de verzoekende partijen in de zaken nrs. 1992 en 1998 dat de « bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de kansspelcommissie », bedoeld in artikel 19 van de aangevochten wet (alsmede artikel 71 dat voorziet in een waarborg die bestemd is om de niet-betaling van die bijdrage te dekken), op een discriminerende manier het beginsel van de algemeenheid van de begroting en van de rekeningen dat is ingeschreven in artikel 174, tweede lid, van de Grondwet en het beginsel van de niet-besteding van de ontvangsten dat eruit voortvloeit, schendt.
In einem zweiten Teil ihres ersten Klagegrunds führen die klagenden Parteien in den Rechtssachen Nrn. 1992 und 1998 an, dass der « Beitrag zu den Kosten für Betrieb, Personal und Einrichtung der Kommission für Glücksspiele », auf den sich Artikel 19 des angefochtenen Gesetzes (sowie Artikel 71, der eine zur Deckung der Nichtzahlung dieses Beitrags dienende Garantie vorsieht) beziehe, in diskriminierender Weise gegen den Grundsatz der Vollständigkeit des Haushaltsplans und der Rechnungen, der in Artikel 174 Absatz 2 der Verfassung festgelegt sei, und den sich daraus ergebenden Grundsatz der nicht zweckbestimmten Einnahmen verstosse.