18. benadrukt de morele verantwoordelijkheid van geïndustrialiseerde landen om kwetsbare landen met een laag inkomen op voorspelbare en samenhangende wijze méér financiële hulp en capaciteitsopbouwbijstand te geven met het oog op risicoreductie en aanpassing aan klimaatverandering; dringt aan op een versterking van de bestaande fondsen in het kader van het UNFCCC, in het bijzonder het aanpassingsfonds, het fonds voor de minst ontwikkelde landen (LDCF), het bijzondere fonds voor de klimaatverandering en de strategische prioriteit inzake aanpassing van het GEF;
18. betont die moralische Verpflichtung der Industrieländer, in vorhersehbarer und kohärenter Weise stärkere finanzielle Unterstützung und stärkere Unterstützung für den Kapazitätsaufbau im Interesse der Risikominderung und der Anpassung an die Klimaänderung in gefährdeten Ländern mit niedrigem Einkommen bereitzustellen; fordert insbesondere die Stärkung der bestehenden Fonds im Rahmen des UNFCCC, wie den Anpassungsfonds, den Fonds zur Förderung der am wenigsten entwickelten Länder (LDCF), den besonderen Fonds für Klimawandel (SCCF) und die Strategische Priorität für die Anpassung der globalen Umweltfazilität (SPA);