De Ministerraad voert voorts aan dat het beroep onontvankelijk zou zijn omdat het voornamelijk gericht zou zijn tegen het koninklijk besluit van 30 januari 2014 tot wijziging van de reglementering betreffende de inning van de kosten voor de Raad van State en tegen het koninklijk besluit van 28 maart 2014 betreffende de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 30/1 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973, die uitvoering geven aan de wet van 20 januari 2014.
Der Ministerrat bringt ferner vor, die Klage sei unzulässig, weil sie hauptsächlich gegen den königlichen Erlass vom 30. Januar 2014 zur Abänderung der Vorschriften bezüglich der Eintreibung der Kosten vor dem Staatsrat und gegen den königlichen Erlass vom 28. März 2014 über die in Artikel 30/1 der am 12. Januar 1973 koordinierten Gesetze über den Staatsrat erwähnte Verfahrensentschädigung, die das Gesetz vom 20. Januar 2014 zur Ausführung brächten, gerichtet sei.