Schendt artikel 36/24 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het orga
niek statuut van de Nationale Bank van België de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het, terwijl het eerste lid, 3°, de Koning de bevoegdheid verleent in een systeem te voorzien van toekenning van de staatswaarborg voor de terugbetaling aan vennoten die natuurlijke personen zijn van hun deel in het kapitaal van coöperatieve vennootschappen, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 januari 1962 tot vaststelling van de voorwaarden tot erkenning van de nationale groeperingen van coöperatieve venno
...[+++]otschappen en van de coöperatieve vennootschappen, die financiële holdings zijn die zijn ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 13, vierde lid, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, gemengde financiële holdings, kredietinstellingen, beleggingsondernemingen of verzekeringsondernemingen, alsook hun rechtstreekse of onrechtstreekse dochtervennootschappen, of waarvan minstens de helft van het vermogen is geïnvesteerd in dergelijke instellingen, Hem niet een dergelijke bevoegdheid verleent ten voordele van de vennoten of de aandeelhouders van elke andere vennootschap die in de financiële sector actief is, inzonderheid een kredietinstelling ?Verstößt Artikel 36/24 des Gesetzes vom 22. Februar 1998 zur Festlegung des Grundlagenstatuts der Belgischen Nationalbank gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er, während Absatz 1 Nr. 3 dem König die Befugnis erteilt, ein System zur Gewährung der Staatsgarantie für die an Gesellschafter, die natürliche Personen sind, erfolgte Erstattung ihres Anteils am Kapital von gemäß dem königlichen Erlass vom 8. Januar 1962 zur Festlegung der Bedingungen fü
r die Zulassung der nationalen Genossenschaftsverbände und der Genossenschaften zugelassenen Genossenschaften vorzusehen, die Finanzholdinggesellschaften, die in der Liste von Artik
...[+++]el 13 Absatz 4 des Gesetzes vom 22. März 1993 über den Status und die Kontrolle der Kreditinstitute eingetragen sind, gemischte Finanzholdinggesellschaften, Kreditanstalten, Investmentgesellschaften oder Versicherungsunternehmen sind, sowie ihre direkten oder indirekten Tochterunternehmen, oder deren Vermögen wenigstens zur Hälfte in solche Einrichtungen investiert ist, Ihm nicht eine solche Befugnis zugunsten der Gesellschafter oder Aktionäre jeder anderen im Finanzsektor tätigen Gesellschaft - insbesondere einer Kreditanstalt - erteilt?