61. beveelt de lidstaten aan te waarborgen dat hun asielbeleid alsmede hun beleid inzake grenscontroles en toelating in overeenstemming zijn met het beginsel van niet-uitwijzing, en ervan doordrongen te zijn dat de combinatie van de bepalingen van het Verdrag van Dublin en de begrippen veilig derde land en veilig land van herkomst, alsmede de bepalingen betreffende straffen voor vervoerders en de niet-opschortende werking van bepaalde beroepsprocedures, een bedreiging vormt voor dit beginsel;
61. empfiehlt den Mitgliedstaaten, sicherzustellen, dass sie im Rahmen ihrer Asylpolitik sowie ihrer Grenz- und Einreisepolitik den Grundsatz der Nichtzurückweisung achten, und sich dessen bewusst zu sein, dass derzeit die Bestimmungen des Dubliner Übereinkommens in Verbindung mit den Konzepten des sicheren Drittlandes und des sicheren Ursprungslandes sowie den Bestimmungen betreffend Sanktionen für Beförderer und der fehlenden aufschiebenden Wirkung bestimmter Berufungsverfahren eine Bedrohung für diesen Grundsatz darstellen;