Indien de voorgenomen experimenten of proeven als bedoeld in de leden 1 en 2 op korte of op lange termijn schadelijke gevolgen voor de gezondheid van mens, met name kinderen, of dier of onaanvaardbare nadelige effecten op het milieu en op mens en dier kunnen hebben, kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat die experimenten of proeven verbieden of aan de toelating ervan alle voorwaarden verbinden die zij ter voorkoming van schadelijke gevolgen noodzakelijk acht.
Können die beabsichtigten, in den Absätzen 1 und 2 genannten Experimente oder Versuche unmittelbare oder später eintretende schädliche Auswirkungen auf die Gesundheit von Menschen – insbesondere von Kindern – oder Tieren oder einen unannehmbaren negativen Einfluss auf die Umwelt oder Menschen oder Tiere haben, so kann die zuständige Behörde des betreffenden Mitgliedstaats die Durchführung entweder untersagen oder von Bedingungen abhängig machen, die ihr zur Verhinderung dieser Folgen notwendig erscheinen.