4. In het in lid 2, onder c), bedoelde geval stelt, indien de veredelingsproducten aan uitvoerrechten zouden zijn onderworpen indien zij niet in het kader van de regeling actieve veredeling werden uitgevoerd, de houder van de vergunning een zekerheid voor betaling van de uitvoerrechten, indien de niet-Uniegoederen niet binnen de bij artikel 257, lid 3, gestelde termijn worden ingevoerd.
(4) Sofern in dem in Absatz 2 Buchstabe c genannten Fall Ausfuhrabgaben für die Veredelungserzeugnisse anfielen, wenn sie nicht im Zusammenhang mit einer aktiven Veredelung ausgeführt würden, muss der Bewilligungsinhaber eine Sicherheit leisten, um die Entrichtung der Ausfuhrabgaben für den Fall zu gewährleisten, dass die Einfuhr der Nicht-Unionswaren nicht innerhalb der in Artikel 257 Absatz 3 genannten Frist erfolgt.