De prejudiciële vraag, die is gebaseerd op het arrest nr. 155/2005 dat door het Hof werd gewezen op 20 oktober 2005, betreft de vraag of, door erin te voorzien dat een aanvullende forfaitaire pensioentoelage wordt toegekend teneinde rekening te houden met de perioden van militieverplichting vervuld door
een persoon die was onderworpen aan de sociale zekerheid van de werknemers van Belgisch Congo en Ruanda-Urundi, de in het geding zijnde bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre zij de gelijkstelling verhindert van een periode van beroepsactiviteit met de genoemde periode van militaire dienstplicht, een gelijkstel
...[+++]ling waarin wordt voorzien in de Belgische socialezekerheidsstelsels die van toepassing zijn op de werknemers van de privésector.Die präjudizielle Frage, die auf dem Urteil Nr. 155/2005 des Hofes vom 20. Oktober 2005 beruht, bezieht sich darauf, ob die fragliche Bestimmung, indem darin vorgesehen sei, dass eine zusätzliche pauschale Pensionszulage gewährt werde zur Berücksichtigung der Zeiträume der Milizpflicht, die durch eine Person geleistet
worden sei, die der sozialen Sicherheit der Angestellten von Belgisch-Kongo und Ruanda-Urundi unterstanden habe, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstosse, insofern sie es verhindere, dass der Zeitraum des besagten Militärdienstes einem Zeitraum der Berufstätigkeit gleichgestellt werde, wobei diese Gleichstellung
...[+++] in den belgischen Systemen der sozialen Sicherheit für Arbeitnehmer des Privatsektors vorgesehen sei.