Verzet een door het gerecht van de tweede staat uitgesproken en volgens het recht van deze staat uitvoerbaar te beschouwen beslissing die het hoederecht voorlopig
aan de ontvoerende ouder overdraagt, zich overeenkomstig artikel 47, lid 2, van verordening Brussel II bis ook dan tegen tenuitvoerlegging van een eerder overeenkomstig artikel 11, lid 8, van verordening Brussel II bis uitgesproken bevel tot terugkeer van de eerste staat, wanneer zij niet in de weg stond aan tenuitvoerlegging van een overeenkomstig het Verdrag van ’s-Gravenhage van 25 oktober 1980 inzake de burgerrechtelijke aspecten va
...[+++]n internationale ontvoering van kinderen („Haags verdrag van 1980”) uitgesproken bevel tot terugkeer van de tweede staat?
Steht eine von einem Gericht des Zweitstaats erlassene und nach dessen Recht als vollstreckbar anzusehende Entscheidung, mit der die einstweilige Obsorge dem entführenden Elternteil übertragen wurde, nach Art. 47 Abs. 2 Brüssel IIa-VO der Vollstreckung einer zuvor nach Art. 11 Abs. 8 Brüssel IIa-VO erlassenen Rückgabeanordnung des Erststaats auch dann entgegen, wenn sie die Vollstreckung einer nach dem Haager Übereinkommen vom 25. Oktober 1980 über die zivilrechtlichen Aspekte internationaler Kindesentführung (HKÜ) erlassenen Rückgabeanordnung des Zweitstaats nicht hinderte?