49. bekrachtigt dat religieus erfgoed een immaterieel onderdeel vormt van het Europees cultureel erfgoed; benadrukt dat het belang van plaatsen, gewoonten en voorwerpen die verband houden met religieuze riten niet mag worden genegeerd in de dialoog over Europees cultureel erfgoed noch op discriminerende wijze behandeld mag worden;
49. bekräftigt, dass das religiöse Erbe ein immaterieller Teil des europäischen Kulturerbes ist; betont, dass die Bedeutung von Orten, Praktiken und Gegenständen, die mit der Religionsausübung verbunden sind, im Diskurs über das europäische Kulturerbe nicht außer Acht gelassen oder in irgendeiner Weise diskriminiert werden darf;