Dat houdt in dat elke lidstaat moet beschikken over hoogspanningskabels waarmee ten minste 10 % van de door hun elektriciteitscentrales geproduceerde elektriciteit over de grenzen heen naar naburige landen kan worden getransporteerd.
Das bedeutet, dass jeder Mitgliedstaat seine Stromleitungen so auslegen sollte, dass mindestens 10 % des in seinen Kraftwerken erzeugten Stroms grenzüberschreitend in Nachbarländer weitergeleitet werden kann.