14. ziet het als een probleem dat een te strikte definitie van het begrip "in gebreke blijven", die hoofdzakelijk is gebaseerd op de betalingsachterstand met betrekking tot het krediet, in veel gevallen leidt tot een "kunstmatige" verhoging van het aantal gevallen van in gebreke blijven en daarmee tot een overdrijving van het feitelijke risico; dringt erop aan dat, ter voorkoming van deze gevolgen en ter waarborging van de hanteerbaarheid van de definitie van in gebreke blijven, de toepassing van de indicatoren voor een geringe aflossingswaarschijnlijkheid in beginsel ter beoordeling van de toezichthoudende autoriteit is;
14. sieht das Problem, dass eine zu strikte Definition des Begriffs "Ausfall", die sich hauptsächlich am Verzugsstatus des Kredites orientiert, in vielen Fällen zu einer "künstlichen" Erhöhung der Ausfallzahlen und damit einer Überzeichnung des tatsächlichen Risikos führt; fordert, dass zur Vermeidung dieser Folgen und zur Gewährleistung der Praktikabilität der Anwendung der Ausfalldefinition die Anwendung der Indikatoren für eine geringe Rückzahlungswahrscheinlichkeit grundsätzlich dem Ermessen der Aufsichtsbehörden unterstellt wird;