Uit de uiteenzetting in het verzoekschrift - alsmede uit het onderzoek van het onderwerp van het beroep en het belang van de verzoekers - blijkt dat het Hof in de eerste plaats wordt verzocht uitspraak te doen over de bestaanbaarheid van de artikelen 288, 289, 293, 294, 299, 300 en 302 van de wet van 20 juli 2006 met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre de bestreden bepalingen een verschil in behandeling zouden invoeren tussen twee categorieën van slachtoffers van een ziek
te die een rust- of overlevingspensioen genieten ...[+++] : diegenen ten aanzien van wie de schade wordt hersteld met toepassing van de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek en
diegenen ten aanzien van wie de schade wordt vergoed met toepassing van de op 3 juni 1970 gecoördineerde wetten « betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten ».
Aus den Darlegungen der Klageschrift - sowie aus der Prüfung des Gegenstands der Klage und des Interesses der Kläger - geht hervor, da
ss der Hof zunächst gebeten wird, über die Vereinbarkeit der Artikel 288, 289, 293, 294, 299, 300 und 302 des Gesetzes vom 20. Juli 2006 mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention zu befinden, insofern die angefochtenen Bestimmungen einen Behandlungsunterschied zwischen zwei Kategorien von Opfern einer Krankheit einführten, die ei
ne Ruhestands- oder Hinterbliebenenpension ...[+++] bezögen: diejenigen, deren Schaden vergütet werde in Anwendung der Artikel 1382 und 1383 des Zivilgesetzbuches, und diejenigen, deren Schaden vergütet werde in Anwendung der am 3. Juni 1970 koordinierten Gesetze « über die Entschädigung für Berufskrankheiten ».