« Dient artikel 62 van de wegverkeerswet (koninklijk besluit van 1
6 maart 1968) aldus begrepen te worden dat de bijzondere bewijswaarde die aan de
tijdig toegezonden processen-verbaal inzake verkeersovertredingen, dit is binnen een termijn van acht dagen, te rekenen vanaf de datum der vaststellingen, wordt verleend, in die zin dat zij bewijs oplevert z
olang het tegendeel niet is bewezen, enkel kan slaan, op gevaar af de artikelen 1
...[+++]0 en 11 van de gecoördineerde Grondwet te schenden, op processen-verbaal, opgemaakt door verbalisanten, die niet persoonlijk betrokken zijn bij de vastgestelde misdrijven, in de mate dat zij bij het misdrijf enige materiële en/of morele schade opliepen of riskeerden ?« Ist Artikel 62 des Strassenverkehrsgesetzes (königlicher Erlass vom 16. März 1968) so aufzufassen, dass der besondere Beweiswert, der fristgerecht, d.h. innerhalb einer achttägigen Frist vom Tag der Feststellung an, zugesandten Verkehrsübertretungsprotokollen eingeräumt wird, dahingehend, dass sie beweiskräftig sind, solange
nicht das Gegenteil bewiesen ist, sich bei sonstiger Missachtung der Artikel 10 und 11 der koordinierten Verfassung nur auf Protokolle beziehen kann, die von Protokollführern aufgenommen worden sind, welche nicht persönlich insofern an den festgestellten Straftaten beteiligt gewesen sind, als sie wegen der Straftat
...[+++] irgendeinen materiellen und/oder immateriellen Schaden erlitten haben bzw. Gefahr liefen, einen solchen Schaden zu erleiden?