Volgens de verzoekende partij had de wetgever, op grond van het gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel, in artikel 14 van de regularisatiewet moeten bepalen dat de betrokken vreemdeling die een verzoek tot regularisatie heeft ingediend, tegelijk en voor de duur van het onderzoek van zijn aanvraag aanspraak moet kunnen maken op de maatschappelijke dienstverlening waarin de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (O.C. M.W) voorziet.
Der klagenden Partei zufolge hätte der Gesetzgeber aufgrund des Gleichheits- und Nichtdiskriminierungsgrundsatzes in Artikel 14 des Regularisierungsgesetzes festlegen müssen, dass der betreffende Ausländer, der einen Antrag auf Regularisierung eingereicht habe, gleichzeitig und für die Dauer der Untersuchung seines Antrags die im Grundlagengesetz vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren (ÖSHZ) vorgesehene Sozialhilfe müsse beanspruchen können.