Overwegende dat in de bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2676/90 van de Commissie van 17 september 1990 tot vaststelling van de in de wijnsector toe te passen communautaire analysemethoden (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 60/95 (4), in hoofdstuk 25, punt 2.2.3.3.2, een methode voor de bepaling v
an het zwaveldioxidegehalte van druivesap is beschreven waarmee een betere extractie van deze stof wordt verkregen dan met de vroeger in hoofdstuk 13, punt 13.4, toegepaste werkwijze; dat het geanalyseerde druivesap daardoor een hoger
gehalte aan totaal zwaveldioxide te zien g ...[+++]eeft, dat in bepaalde gevallen het voorgeschreven maximumgehalte kan overschrijden; dat, aangezien deze methode technische veranderingen bij de bedrijven vereist en om te voorkomen dat de afzet van druivesap wordt bemoeilijkt, de overgangsperiode tijdens welke het gehalte aan zwaveldioxide en druivesap nog mag worden bepaald volgens de vroeger toegepaste methode, tot het einde van het wijnoogstjaar moet worden verlengd; dat moet worden voorkomen dat de toepassing van die analysemethode wordt onderbroken; Nach Kapitel 25 des Anhangs zur Verordnung (EWG) Nr. 2676/90 der Kommission vom 17. September 1990 zur Festlegung gemeinsamer Analysemethoden für den Weinsektor (3), zuletzt geändert durch die Verordnung (EG) Nr. 60/95 (4), wird unter Punkt 2.2.3.3.2 der Schwefeldioxydgehalt des Traubensafts mit einer Methode bestimmt, mit der sich die Extraktion dieses Stoffs im Vergleich zu dem zuvor in Kapitel 13 Punkt 13.4 angewandten Verfahren verbessern läßt.