« Schenden de artikelen 126 en volgende van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, 4 van de wet van 7 december 1988 [houdende hervorming van de inkomstenbelasting en wijziging van de met het zegel gelijkgestelde taksen] en 155 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat zij, door de vestiging van aanslagen op naam van beide echtgenoten, waaraan een huwelijksquotiënt is gekoppeld, een discriminatie
in het leven zouden roepen tussen ongehuwde en gehuwde personen, in het bijzonder wanneer een van hen beroepsinkomsten van buitenlandse oorsprong geniet waarvoor een clausule van p
rogressiev ...[+++]oorbehoud geldt ?« Verstossen die Artikel 126 ff. des Einkommensteuergesetzbuches 1992, 4 des Gesetzes vom 7. Dezember 1988 [zur Reform der Einkommensteuer und Änderung der stempelähnlichen Steuern] und 155 des Einkommensteu
ergesetzbuches 1992 gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem sie durch die Festsetzung von Veranlagungen auf den Namen der beiden Ehegatten mit einem Ehequotienten eine Diskriminierung zwischen Unverheirateten und Verheirateten herbeiführen würden, insbesondere wenn einer von ihnen Berufseinkünfte ausländischen Ursprungs geniesst, für die eine Progressio
nsvorbehaltsklausel gilt ...[+++]?