Het fenomeen van de permanente prijsdalingen in Duitsland tussen 1990 en medio 1994 is derhalve in geen geval onverenigbaar met het bestaan van het door de Commissie beweerde soort heimelijke afspraken (zij erop gewezen dat de prijzen van de grondstoffen in de periode met 20 % zijn gedaald).
Das Phänomen ständig sinkender Preise in Deutschland zwischen 1990 und Mitte 1994 schließt somit keineswegs Abreden, wie sie die Kommission den Beteiligten vorwirft aus (Außerdem sank in dem betreffenden Zeitraum auch der Preis von Rohmaterial um 20 %).